Engelen

Brighter World / Buurtzorg

Mevrouw Drijver (91) Buurtzorg Bennekom

Ze strijken neer uit de hemel om de mensen te helpen. Ja, ze bellen wel aan, en je moet zelf opendoen, maar voor mevrouw Drijver zijn Buurtzorgmedewerkers engelen. Dat zij haar hoofd ’s avonds rustig neer kan leggen, dat heeft ze aan hen te danken. Ze is immers alleen op de wereld, maar toen ze op een dag hulpbehoevend werd, kreeg ze ze zomaar in de schoot geworpen.

De bel klinkt schel. De statige oude dame loopt met haar rollator naar de deur. Met glazige ogen laat ze Sylvia van Buurtzorg binnen. Sylvia heeft een drukke dag vandaag. Vanochtend was ze ook bij mevrouw Drijver, ‘voor de steunkousen, de pilletjes en de pufjes’, maar mevrouw Drijver weet het niet meer.

‘Hallo tante Aartje!’

‘Oh wat fijn dat je er bent. Je bent van Buurtzorg, hè? Ja, jullie zijn goud waard, weet je dat? Als ik jullie niet had… Nou dan kwam er niet veel van me terecht.’

Mevrouw Drijver vergeet veel. Het licht, het gas, de voordeur. Het jaar, de maand, de dag. Schemert het omdat het nog vroeg is of omdat de dag voorbij is? Het nemen van medicijnen gebeurt instinctief, haar lichaam onthoudt de weg door de herhaling en het ritme, driemaal per dag.

‘Gaat u maar lekker zitten, tante Aartje. Dan geef ik u uw medicijnen.’

‘Ja, Aartje, zo werd ik vroeger genoemd.’ Mevrouw Drijver droomt weg.

‘Weet u nog waarom ik u tante Aartje noem?’

Mevrouw Drijver kijkt verbaasd: ‘Zie je, dat weet ik niet meer.’

‘Hoe heet mijn hond?’

‘Weet ik niet meer…’ Mevrouw Drijver ervaart het als een overhoring. Daar had ze vroeger al zo’n hekel aan. In gedachten ziet ze een klas vol vragende gezichten, maar het antwoord wil haar maar niet te binnen schieten. Wat was de vraag ook alweer?

‘Saartje is de naam van mijn hond. Ze is hier weleens geweest, en u zei toen: “Het is ook een beetje mijn hond, want zij heet Saartje en ik heet Aartje”, dus vanaf dat moment bent u tante Aartje.’

Mevrouw Drijver is niet helemaal op haar gemak: ‘Wat gráppig! Het is zo fijn dat je er bent. Ja, jullie zijn goud waard, weet je dat? Als ik jullie niet had… Ik zou me geen raad weten als ik jullie niet had.’

Sylvia heeft een tube crème gekocht voor mevrouw Drijver, dat smeert mevrouw vanavond zelf op de pijnlijke plek op haar been.

‘Wat heerlijk, je bent een schat. Ja, je bent goud waard, hoor. Nederland is een klein landje, maar dit doen ze zo goed. Geweldig. Ik voel me nooit ziek. Als ik Buurtzorg niet had, dan zou ik niet thuis kunnen wonen. Dan zou ik naar zo’n gebouw moeten waar allemaal zieke mensen zitten.’

Sylvia geeft mevrouw Drijver haar inhalatieapparaat. De 91-jarige puft er flink op los, het apparaat toetert ervan.

‘Stop maar! Stop maar tante Aartje. Zo is het genoeg.’

Tante Aartje lacht stiekempjes, ze neemt zoveel ze kan, anders is ze zo benauwd. Sylvia geeft haar een glas water om drie keer te gorgelen. Dat vindt Mevrouw Drijver leuk, ze gorgelt luid. Vervolgens drinkt ze twee slokken water. Sylvia tekent de medicijnen af in de map.

‘De weg voor uw huis is bijna klaar, er wordt nu geasfalteerd.’

‘Och, wat fijn.’ Ze was het vergeten, van de weg voor haar huis.

Ze kijkt naar de foto van haar man. Het is zo raar, van vroeger weet ze alles nog zo gedetailleerd. Hun eerste ontmoeting, hij sprak haar gewoon aan, midden op straat. Ze was negentien. Hoe hij zomaar in twee dagen overleed, alweer vijftien jaar geleden. Hij had een verkeerd hart, het is een wonder dat hij nog zo lang heeft geleefd. Ze heeft alleen zijn schelpen nog. Alle soorten van de wereld, 10.000 stuks.

Mevrouw Drijver krijgt de rest van haar medicijnen, bloedverdunners, een hartpilletje, en een paracetamol in vier stukjes.

‘Oh, wat fijn. Echt geweldig, want als ik jou niet had, lieverd. Ik zou niet weten wat ik zou moeten.’

‘Nu ga ik weer naar een andere cliënt, tante Aartje. Fijne dag nog, vanavond komt er dus een andere hulp.’

‘Dank je wel, lieverd. Wat is Nederland toch rijk. Dat we zo goed verzorgd worden, wij patiënten. Ik voel me ook helemaal niet ziek. Echt niet. Dag engeltje van me. Dag!’

Save

Save

Save

Save