- Het probleem van onze samenleving is dat we het bestaan van afval accepteren.
- Twee vrienden bepleiten een ander principe: ‘cradle to cradle’, ofwel: afval is voedsel.
Praten over klimaatverbetering is mainstream geworden. Wie écht op een innovatieve manier de wereld wil verbeteren, richt zijn leven in volgens het principe cradle to cradle (wieg tot wieg). Want dit doorbreekt de spiraal kopen – gebruiken – weggooien, en gaat een stap verder dan duurzaam leven.
„Duurzaamheid is onzinnig. Je wilt toch ook niet dat je relatie ‘duurzaam’ is? Dat is wel heel minimaal”, zegt Michael Braungart. Samen met zijn beste vriend Bill McDonough bedacht hij het fenomeen Cradle tot Cradle (C2C). Hun boek verscheen vijf jaar geleden. Het nu ook in het Nederlands vertaald en werd begin deze maand op het eerste ‘Let’s Cradle Congres’ gepresenteerd. Minister Cramer (Milieu, CDA) was ook aanwezig en zei: „Cradle tot Cradle is het concept dat ons gaat binden.”
Maar wat is het nu precies? Bij C2C is kringloop het uitgangspunt. Dat geldt zowel voor biologische als voor industriële producten. Waarom een stoel, auto, kopieermachine niet zo ontwerpen, dat de onderdelen aan het eind van de levenscyclus kunnen worden gebruikt om er nieuwe producten van te maken.
Volgens de Duitse chemiehoogleraar Braungart en de Amerikaanse architect en industrieel ontwerper McDonough gaat het C2Cprincipe verder dan het bekende recycling. Hier is sprake van ‘upcycling’: uit oude materialen worden geen laagwaardiger, maar hoogwaardiger producten gemaakt. Hun boek zelf bijvoorbeeld, is van hoogwaardig plastic dat ge-upcycled kan worden. En hun tweede boek, dat binnenkort verschijnt, wordt van composteerbaar materiaal gemaakt. Dat kun je na het lezen gewoon in de tuin gooien. Beide een voorbeeld van C2C.
„Alles moet een meerwaarde hebben, iets opbrengen”, meent Braungart. Het probleem van onze samenleving is volgens hem dat we accepteren dat we afval produceren. „Daar gaat het mis. De aarde is een gesloten systeem, dus je afval kun je verstoppen of weg laten waaien door de wind, maar je komt het op een dag weer tegen. Ik pleit voor een samenleving die is als de natuur, waarin afval voedsel is.”
Dat klinkt prachtig, maar kan het ook in de praktijk worden gebracht? Jawel, Braungart en McDonough hebben inmiddels de eerste successen binnen. Op hun advies produceren veel internationale bedrijven C2C-producten. Unilever verkoopt een C2C-ijsje. De ijswikkel kun je gewoon in de bosjes gooien. Nike heeft een schoen op de markt gebracht, die makkelijk is te demonteren waardoor alle onderdelen kunnen worden hergebruikt. Ford heeft een fabriek gebouwd waar de lucht schoner uit komt dan wanneer die de fabriek ingaat.
De maatschappij gaat uit van weggooien, een erfenis van de industriële revolutie
Toch wordt C2C nog niet massaal geïmplementeerd. Het grootste probleem is volgens Braungart en McDonough dat bedrijven die Cradle to Cradle willen werken tegen de muren van de maatschappij aan lopen. Die gaat nog helemaal uit van weggooien; de erfenis van de industriële revolutie. C2C verlangt een ander soort maatschappij.
Als je vandaag C2C gaat werken, loop je de kans je markt kwijt te raken. Braungart legt dat als volgt uit: „C2C betekent gifvrij produceren. Als kledingbedrijf X dat plotseling doet, laten ze zien dat ze de voorgaande jaren gif hebben verkocht. En dat de hele branche ‘vuil’ is. Het gevolg kan zijn dat de branche instort. Uit marketingoverweging gaan ze verder zoals ze al jaren doen. Of ze produceren C2C en brengen daar niets of weinig over naar buiten. Neem Nike, zij hebben een C2C schoen, maar gebruiken het bewust niet in hun marketing.”
Toch krijgt C2C voet aan de grond in Nederland. Toen de Floriade, bij Venlo, besloot dat C2C haar motto is in 2012, deed de regio hetzelfde. De provincie Limburg heeft een tiental plekken aangewezen die C2C moeten worden. Almere besloot de 60 duizend woningen die de komende jaren gebouwd worden Cradle to Cradle te laten ontwerpen. Zelfs het ministerie van VROM onderzoekt of C2C inzet van haar beleid kan worden.
En ook in het Nederlandse bedrijfsleven wordt C2C toegepast. Bijvoorbeeld door Rubia Pigmenta Naturalia, dat verfstoffen ontwikkelt die 100 procent natuurlijk zijn en ook bij de bedrijfsvoering ernaar streeft C2C te zijn. „Dat kan goed, dankzij biomassavergisting kunnen we met ons eigen afval energie opwekken, om zo de machines draaiend te houden”, vertelt directeur Anco Sneep trots. „De wortels van de planten die de kleurstof produceren, leven van water, lucht en voedingsstoffen uit de bodem.Er komen geen pesticiden aan te pas.”
Hij gelooft echt in een C2C-wereld, maar denkt wel dat het nog even duurt. Met name omdat de gemiddelde consument er nog nooit van heeft gehoord en dus niet bewust voor C2C kan kiezen, maar ook omdat er nog maar weinig C2C-producten zijn. „De overheid kan hier een rol in spelen, die moet durven investeren in de kleine idealist. Nu gaan de subsidies veel naar de grote bedrijven, ik voel me soms net Klein Duimpje in Reuzenland.”
Ook KICI, dat kleding inzamelt en een tweede leven geeft in derdewereldlanden en Oost-Europa, probeert volgens het principe te werken. „In ons eerste gesprek met Braungart werd al snel duidelijk dat wij in de verkeerde hoek opereren. Wij zamelen juist afval in!”, vertelt Ellen van den Adel van KICI. Bovendien is de kleding die wordt ingezameld, niet ontworpen naar Cradle-maatstaven (niet gifvrij bijvoorbeeld). Maar KICI nam daarmee geen genoegen. „We bouwen een geautomatiseerd sorteersysteem dat kleding op kleur en vezel sorteert. Dan kunnen we straks wol ontleden tot op de vezel. Zo kun je van een vodje weer nieuwe kleding maken.”
Tegenlicht maakte de documentaire Afval is Voedsel: kijk hem terug op vpro.nl/programma/tegenlicht
Bekijk ook: Braungart op zegetocht door Nederland.